Rockanje in oorlogstijd

2012 Wat grafstenen ons kunnen vertellen

Archief
2012 Wat grafstenen ons kunnen vertellen

Over materialen van grafmonumenten op Maria Rust in Rockanje


Artikel in Struinen 2012 (26), nr. 1 pp. 10-17
Leon Bok

Arm en rijk, het is allemaal terug te vinden op begraafplaats Maria Rust. Soms met een in het oog lopend grafmonument om te laten zien dat men geld had, soms met een monument van ogenschijnlijk duur materiaal terwijl het om goedkoop kunststeen ging. En soms met een klein monumentje van een duur materiaal om toch rijk te willen lijken. De grafcultuur in de eerste helft van de twintigste eeuw was sterk verbonden met sociale status en dat is op Maria Rust goed te zien. De uniformiteit van grafmonumenten, zoals op veel andere begraafplaatsen, is hier wat minder terug te vinden. De staalkaart van materialen (die de sociale status reflecteren) is dan ook een kenmerk van de begraafplaats dat verdient om nader belicht te worden.

Het begin

Vandaag de dag is het bijna niet meer te zien dat Rockanje is ontstaan als een dijkdorp. In de dertiende eeuw werd de polder Oud-Rockanje aangelegd, waarbinnen het dorp Rockanje ontstond. Net achter de dijk bouwde men een kleine kerk. In de vijftiende eeuw kreeg deze kerk zijn huidige aanzicht met rondom een klein kerkhof, waar eeuwenlang werd begraven. Na de Franse Tijd (1795-1813) werd het steeds duidelijker dat het begraven binnen de bebouwde kom zijn langste tijd had gehad. In 1827 werd een Koninklijk Besluit afgekondigd waarin het vanaf 1 januari 1829 werd verboden nog langer te begraven in kerken en binnen de bebouwde kom. De regel gold voor gemeenten met meer dan duizend inwoners. De gemeente Rockanje zal tegen die tijd net wat meer inwoners hebben gehad dan de genoemde duizend, want in 1828 kocht de gemeente een stuk weiland buiten de bebouwde kom van de hervormde kerk om daar een nieuwe begraafplaats aan te leggen. ‘Buiten de bebouwde kom’ betekende in dit geval niet dat de nieuwe begraafplaats kilometers ver weg kwam te liggen. Het aangekochte stuk grond lag namelijk op iets meer dan 200 meter ten westen van het oude kerkhof. Het kostte 134 gulden en voor de aanleg moest nog eens 500 gulden worden betaald. Dat waren behoorlijke bedragen voor de gemeente. De oplossing om de investering terug te verdienen, vond men in het verkopen van vijftien ‘eigen’ graven. De verkoop vond plaats in 1836 en de burgemeester hoorde bij de eerste kopers.

De naam ‘Maria Rust’ voor deze algemene begraafplaats komt waarschijnlijk van Maria Johanna Magdalena Hein-Vlielander (1813-1861). Zij was getrouwd met burgemeester Johan Wilhelm Hein (1804-1880), die mogelijk als herinnering aan zijn vrouw haar naam aan deze begraafplaats gaf.

 
   
                                       De ingang van Maria Rust rond 1908.  (Ansichtkaart Streekarchief VPR.)

 Grafcultuur en materialen

De begraafplaats ligt direct langs de weg naar het strand en werd aan het eind van de negentiende eeuw fors uitgebreid. Van het oorspronkelijke begraafplaatsje is weinig meer terug te vinden, behalve wellicht een aantal oudere grafmonumenten aan de oostelijke rand van het terrein.

Anno 2012 wekt de begraafplaats niet de indruk uit de negentiende eeuw te stammen. Daarvoor is er tot pakweg 1950 te veel aangepast en gewijzigd in zowel de aanleg als in de grafcultuur. Na 1950 werd in de duinen een nieuwe gemeentelijke begraafplaats aangelegd en werd er op de oude begraafplaats alleen nog begraven in bestaande graven. De grafmonumenten op het meest in het oog vallende gedeelte van de begraafplaats laten een fraai beeld van de grafcultuur uit de eerste helft van de twintigste eeuw zien.

In het begin van de twintigste eeuw kwam er in Nederland een ontwikkeling op gang die andere mogelijkheden bood op het gebied van de grafcultuur. Tot die tijd waren vooral hout, metaal en het uit België geïmporteerde hardsteen de geëigende materialen voor grafmonumenten. Ook het uit Duitsland afkomstige zandsteen werd wel toegepast en soms een wat duurdere kalksteen uit Frankrijk. Aan het eind van de negentiende eeuw kwam uit Duitsland en Scandinavië het graniet op.  Deze harde steensoort bleek met moderne machines en zaagbladen gemakkelijker te bewerken en werd daardoor minder duur om te gebruiken voor grafmonumenten.

Ook goedkoper werd de aanschaf van marmeren monumenten. Marmer, afkomstig uit Italië, was een relatief duur materiaal dat vooral werd toegepast in grote beelden die binnen werden geplaatst. Toen men het materiaal dunner kon zagen en daarmee ook de transportkosten kon drukken, werd het ook bereikbaar voor de middenstand, die marmer vooral ging gebruiken voor tekstplaten en later ook voor zogenoemde stèles (staande stenen).

Marmer

Het natuursteen marmer ontstaat door omzetting van kalkgesteente onder hoge temperatuur en druk. Daardoor worden fossielen in de kalk vernietigd en krijgt het gesteente een hogere dichtheid. Ondanks de hoge dichtheid is marmer een relatief zacht en gemakkelijk te bewerken materiaal. Marmer laat zich goed polijsten waardoor een glad en glanzend oppervlak ontstaat waarin soms levendige tekeningen zichtbaar worden. Feitelijk zijn deze lijnen of vlekken verontreinigingen. Een bekende soort is Carraramarmer uit Italië. Ook uit België komen soorten natuursteen die men marmers noemt. In feite gaat het dan om goed polijstbare kalksteen, dat na het polijsten op marmer lijkt.

Door de samenstelling kan marmer een behoorlijke druk opvangen, waardoor er weinig breuk optreedt. In het Nederlandse klimaat is marmer echter weinig duurzaam. Weer en wind doen het oppervlak slijten, wat een korrelig en meer open oppervlak oplevert. Dit proces noemt men ‘versuikeren’ en is niet tegen te gaan. Wat er gebeurt, is dat de relatief zachtere delen uitspoelen, terwijl de hardere delen, die meer kristallen bevatten, juist blijven zitten. Door dit proces verdwijnen de teksten en uiteindelijk ook de vormen. Daarnaast is marmer gevoelig voor het intrekken van vuil en kleurstoffen. Dat is vooral goed te zien aan marmer dat onder bomen is opgesteld. Dat wordt snel groen door algen en is na verloop van tijd nauwelijks nog schoon te krijgen. Juist het reinigen met agressieve middelen als chloor versnelt het afbraakproces van de kalk.

Marmer op Maria Rust

Allerlei fraaie voorbeelden van toepassingen van marmer zijn verspreid over Maria Rust te vinden.  

Op graf nr. 44 staat een dunne stèle die het graf van de familie Klok markeert.

De stèle staat in een keepstuk van hardsteen. Het was misschien te kostbaar om het gehele monument in marmer uit te voeren. De stèle, bovenin voorzien van een beeltenis van een vaas met bloemen, werd waarschijnlijk in de jaren dertig van de twintigste eeuw geplaatst. Het geheel is gereinigd waardoor het marmer goed opvalt.

   

Een ander voorbeeld uit dezelfde periode is het graf nr. 167 van Maria Hubertha van Gerwen (†1938) en Fredericus Petrus de Keijser (†1939). Het monument van dit graf is al eens gebroken, maar het is goed gerepareerd.

De stèle op het graf is ook weer vrij dun en bevat veel tekst met een decoratief randje. Er zijn meer van dergelijke voorbeelden op de begraafplaats te vinden, waarvan sommige ook nog voorzien zijn van een palmtak.
   

Marmer werd ook veelvuldig gebruikt voor kleine monumenten op kindergrafjes. Ook daarvan zijn op Maria Rust enkele mooie voorbeelden bewaard gebleven. Ze zijn weliswaar uit de jaren vijftig, maar de uitvoering wijst op oudere voorbeelden.
Het betreft de kindergraven voor Teunis (Teuntje) de Goede en Bennie Voogt. Het oudste monumentje, voor Teuntje, gestorven in 1951, is gezet op een hardstenen sokkel met bloembak, terwijl dat voor Bennie die overleed in 1956, geheel in marmer is uitgevoerd. Beide monumentjes lijken stilistisch sterk op elkaar, maar er zijn, ondermeer in belettering en uitvoering verschillen aan te wijzen. De achterste steen (die voorTeuntje) is ook wat sterker onderhevig aan slijtage. Vaak werden voor kinderen kleine schildvormige tekstplaten van marmer geplaatst, maar van dergelijke grafmonumenten zijn op Maria Rust geen voorbeelden te vinden.
   

Vermeldenswaardig is nog het grafmonumentje in de vorm van een Griekse tempel op het graf nr. 81 van Cornelis van Nugteren (†1924). Het monument bestaat uit een stèle tussen dikke banden die als pilaren fungeren. Het geheel wordt afgedekt door een driehoekige vorm (timpaan) met daarin een palmtak. De tekst is nog goed te lezen, maar op de andere onderdelen is de typische slijtage van het marmer zichtbaar: de kristallijnen zijn wat harder en zijn dus wat hoger blijven liggen.









   
Kunststeen
Een ander materiaal dat zijn intrede deed in de eerste helft van de twintigste eeuw was kunststeen. Op een cement- of betonbasis werden grafmonumenten gemaakt die door hun afwerking leken op natuursteen. Alles wat op steen lijkt, maar geen natuursteen is, dat wil zeggen niet in de natuur voorkomt, noemen we kunststeen. Het uiterlijk lijkt vaak op natuurlijke steen. Voorbeelden van kunststeen zijn baksteen, gipsblokken, kunstzandsteen, maar ook uit cement of beton opgetrokken elementen die door moeten gaan voor natuursteen.

Alle genoemde materialen werden ook gebruikt voor grafmonumenten, maar beton- en cementgebonden voorbeelden komen we toch het meest tegen. In het noorden van het land zijn veel eenvoudige betonnen stèles te vinden waarbij de ijzeren wapening zo slecht was aangebracht dat het hele monument op den duur uit elkaar werd gedrukt. Maar als de wapening en afwerking tot in de hoogste graad werden doorgevoerd, kregen dergelijke grafmonumenten een op Franse kalksteen gelijkend uiterlijk dat nauwelijks onderdeed voor echt natuursteen. Het oppervlak van de kunststeen vertoonde, in tegenstelling tot de natuursteen, nauwelijks verwering. Hierdoor zijn, ook op Maria Rust, veel exemplaren bewaard gebleven, vaak nog in perfecte staat.
 

Een mooi voorbeeld is het monument op het graf nr. 130 van Willy (Willempje Jannetje) Snoeij. Het betreft een stèle uit één stuk (inclusief voet) waar bovenin
een duif met olijftakje is opgenomen. Dit symbool kan herinneren aan de duif die door Noach werd uitgestuurd om te onderzoeken of de aarde al droogviel, en die met een jong olijfblad terugkwam als bewijs dat God de mensen niet in de steek
had gelaten (Genesis 8, 10-11). Zo werd de duif met olijftakje symbool van de
vrede. Aan het voorbeeld van deze stèle is te zien dat de afwerking van kunststeen nauwelijks grenzen kende. Rond de jaren dertig van de vorige eeuw, waaruit dit voorbeeld dateert, was kunststeen zeer populair mede door het feit dat het
relatief goedkoop was.
 
   

Een voorbeeld van effectief gebruik is het monument op het graf nr. 327 van 
Neeltje Rehorst (†1946) en Jochem van Marion (†1947). De kleine stèle 
die tussen twee blokjes staat, loopt naar boven breed uit. Een dergelijke 
uitwerking met natuursteen zou betekenen dat er veel materiaal verloren gaat 
wat zo’n uitvoering kostbaar maakt. In het geval van kunststeen blijven de kosten beperkt, waardoor dergelijke vormen vaker voorkwamen.
 

Wat eenvoudiger is het kleine monumentje, een soort lage lezenaar, op graf nr. 193 van Pieter Moree (†1936) en zijn vrouw Maria (†1950). Er komen enkele identieke stenen op de begraafplaats voor. Er zal dus een mal van zijn geweest die meerdere malen is gebruikt, waarbij de belettering aangepast kon worden. Voor Pieter en Maria is het monument tot stand gekomen na het overlijden van Maria, want de belettering kon niet in een tweede ronde opgenomen worden. Dat nadeel werd soms opgelost door een losse tekstplaat toe te voegen.
 

Veelal werd daar zwart glas voor gebruikt, maar daarvan zijn op Maria Rust niet veel voorbeelden te vinden, alhoewel op graf nr. 58 van Annetje Briggeman een gaaf exemplaar is te vinden.
 
De genoemde voorbeelden zijn van een hoogwaardige kwaliteit, maar er zijn op Maria Rust ook eenvoudiger voorbeelden te vinden. De kosten van dergelijke monumentjes waren ook voor een arbeider op te brengen. De eenvoudige monumenten zijn ook voor de leek gemakkelijk te herkennen als kunststeen; bijvoorbeeld het monument op het graf nr. 417 van Tona van Eijsden (†1958). Het is van een eenvoudiger type, dat minder mooi is afgewerkt en ook niet erg groot is.  

Als stenen spreken konden

Wie besluit zelf eens een kijkje te gaan nemen op Maria Rust, zal aan de hand van het voorgaande beseffen dat de grafstenen niet alleen aangeven wie er onder begraven liggen. De vorm, het materiaalgebruik, de symboliek en de grafschriften vertellen ook een verhaal over arm en rijk, over techniek, mode en niet te vergeten leed.

Bronnen/Literatuur

-  Diverse bezoeken aan de begraafplaats door auteur in 2011, plus website
   Begraafplaats Maria Rust
-  Attema, Y. & L. Bok; Begraafplaatsen als cultuurbezit, met 
   inventarisatiehandleiding. Den Haag, 2003.
- Slinger, A., H. Janse & G. Berends; Natuursteen in monumenten, Rijksdienst
  voor de Monumenten-zorg, Zeist, 1982.

- Voor informatie over termen en begrippen: www.dodenakkers.nl.

Leon Bok is adviseur van het Bureau Funeraire Adviezen. Het bureau adviseert over historische waarden op begraafplaatsen en kerkhoven. Het behoud van de funeraire cultuur in Nederland is een van de uitgangspunten van het bureau. Naast adviseur is Leon Bok ook schrijver van artikelen en boeken over funeraire cultuur in Nederland (www.funerair.nl). Foto’s van de auteur.

E A F B G G C D