Archief

2020 - e03 | Ooggetuigen van de oorlog: Nelly de Man-Schipper

Archief
2020 - e03 | Ooggetuigen van de oorlog: Nelly de Man-Schipper
   
Dit jaar vieren we dat 75 jaar geleden Nederland bevrijd werd. Na vijf jaar kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog. In dit zesde deel van de serie oorlogsverhalen, het verhaal van Nelly de Man-Schipper (81).

 
     
   Nelly de Man-Schipper  
 
Ik ben geen oorlogskind. Ik ben geboren op 17 februari 1939. Van de eerste jaren van de oorlog kan ik mij dus niets herinneren. Wat mij wel is bijgebleven, is dat wij in 1943 ons huis aan de Duinrand uit moesten wegens Spergebied. Dat is waar het begon voor mij.

Al eerder was het zomerhuisje, welke in de zomer werd verhuurd aan badgasten, weggehaald. Het huisje was verplaatst naar de familie Goudswaard aan de Vleerdamsedijk. Wegens inundatie in Hellevoetsluis moesten mevrouw Lacroix en haar zoon Thomas weg en zij hebben in dat zomerhuisje gewoond tot zij weer terug konden naar hun eigen huis aan de Rijksstraatweg. Mijn tante Grietje Moree heeft ook op het erf van de familie Goudswaard in een tuinhuisje gewoond.
Vanaf 1943 tot de zomer van 1945. Dus ook tijdens de strenge winter van 1944-1945. Het tuinhuisje waarin zij woonden, kookten en sliepen, was niet groot: 4 meter lang en vier meter breed.

Mijn tante moest weg van de Swinsedreef, waar zij een pension beheerde. De Duitsers hebben in haar huis gewoond en het moest na de bevrijding volledig opgeknapt worden. De inboedel van vier woonkamers, tien slaapkamers en twee keukens werd uit huis gehaald en met paard en wagen naar een boerderij gebracht, waar het tijdens de oorlogsjaren is opgeslagen. Wij zijn ook verhuisd met paard en wagen en kregen via de gemeente een gedeelte van een woonhuis toegewezen aan de Dorpsweg. Met naast ons, in het andere gedeelte van het huis, Aart Haspel. Het huis waar wij naartoe moesten, was van mevrouw Kruik-Siefers. Zij moest plaats maken voor ons en zij ging wonen in Pernis bij haar zoon en schoondochter. Dat moest van gemeentewege, of je wilde of niet. Mijn vader, moeder, zus, broer en ik sliepen op een grote overloop met de ledikanten tegen elkaar. Als ventilatie was er een klein dakraam, dat altijd open stond voor frisse lucht. Maar daardoor werden wij 's-nachts nogal eens wakker als er V1 vliegtuigen laag over kwamen vliegen.
Open plekken op de overloop waren opgevuld met eierenkisten, koffers en dozen met kleding, dekens en andere overbodige spullen die niet direct nodig waren. Er was wel een slaapkamer, maar daarin waren de meubels en spullen van Mevrouw Kruik, de oorspronkelijke bewoonster opgeslagen. De deur was verzegeld en wij, mijn broer Jo (Johannes Wijnand Schipper) en ik, kregen vaak van mijn moeder te horen 'niet aankomen'. Beneden hadden wij een kamer waarin twee bedsteden stonden. Wij gebruikten deze als opslag voor al onze kleding en spullen. En er was uiteraard een keuken, waar we via een bijkeukentje onze in- en uitgang via een slob naar de straat hadden.

 
           'Wij werden 's nachts vaak wakker als er V1 vliegtuigen laag over kwamen vliegen'  
 
Tijdens een verhuizing ging er wel eens iets kapot. Zoveel tijd kreeg je niet om alles goed in te pakken en secuur te doen. Zo verging ook een hangbloempot die in de kamer voor het raam hing. De bloempot was van glas met vele kleurtjes. In vele stukken lag deze op de lege slaapkamervloer. Ik herinner me dat ik daar als       4 -jarige heel hard om heb gehuild, niet van enig besef waarom we gingen verhuizen en welk leed er in de wereld was.

De jaren tijdens ons verblijf op het dorp gaven mij als 4 -jarig kind afleiding. Ik heb veel voor het raam gezeten en zag mannen met 'vreemde pakken' voorbij komen. Maar ook voelde ik de spanning in huis. Moeder die ongerust was als mijn vader nog niet thuis was, want hij mocht nog wel naar ons huis aan de Duinrand om de tuinderij te bewerken. Als hij dan op de terugweg was, moest hij langs een post van de bezetter bij de Dreef. Meestal werd hij bevolen zijn groenten en fruit in te leveren.
Gelukkig hadden we met andere familieleden nog een stukje grond achter de NH kerk. genaamd het 'Bossie', verkregen door vererving van mijn opa Johannes Moree. Zodoende hebben wij niet echt honger geleden, alleen het laatste oorlogsjaar werd alles schaars. 30 april was de verjaardag van mijn vader, kort voor de bevrijding. Het werd niet gevierd, maar zijn zuster kwam wel langs. Ze bracht voor hem een half onsje thee mee, bij elkaar verzameld van andere famieleden, als cadeautje. Speciaal voor hem, omdat hij maagpatiënt was, en er baat bij had.

Sinterklaas in 1944 is wel gevierd bij ons thuis. Samen met de buren van huisnummer 30: oom Cor Schipper (schoenmaker, zadelmakerij), tante Annie, Cootje, Jacoba Maria. Huisnummer 28: Leen en Neeltje Kruik (kleermaker). Huis 26: Jan en Nel Beijer (sigaren/ sigarettenwinkeltje, ansichtkaarten en in de zomer een ijskar, ijsverkoop). Huisnummer 24 was het woonhuis van mevrouw Siefers, maar zij was naar elders verbannen. In haar huis woonde tijdelijk de familie Blok van de Westdijk uit Hellevoetsluis. En dan bij ons nummer 22, de familie Schipper met 5 personen. In 1944 was er bijna niets, maar we hadden toch chocolademelk, aangelengd met water en cacao, meegebracht door de buren. Ook Sinterklaas en Piet kwamen langs. Met cadeautjes! Voor mijn broer een sjoelbak en voor mij een stoeltje, gemaakt door een bevriende timmerman in het dorp. Nu, 75 jaar na de bevrijding, is dat nog steeds in mijn bezit en is het meeverhuisd naar de vele adressen waar ik gewoond heb.

 
         'De ramen waren verduisterd met zwart papier en één kaarsje verlichtte de kamer'  
   
Tijdens de viering van Sinterklaas misten mijn broer en ik, onze zus Cootje (Cootje Schipper) en Cootje van ome Cor. Ons werd wijsgemaakt , dat die waren oppassen bij de familie Balen aan de Hortweg.

Wij wisten niet dat beide Cootjes verkleed waren als Sinterklaas en Piet! Na het heerlijk avondje moesten de buren stilletjes achterom terug naar hun huis, het was immers al acht uur geweest en dan mocht je niet meer naar buiten.

De ramen waren verduisterd met zwart papier en een enkel kaarsje verlichtte de kamer. Cootje van ome Cor  (Jacoba Maria Schipper) is een half jaar later ziek geworden en 12 juni 1946 overleden. 13 jaar nog maar.

 
   
  Bij het huis aan de Duinrand 7, met Jopie en Cootje van oom Cor

 
   Al vele jaren ben ik werkzaam op de oude begraafplaats 'Maria Rust'. Als ik langs haar graf kom, denk ik dikwijls terug aan haar. En aan het Sinterklaasfeest in 1944. Een mooi meisje met pijpenkrullen, die goed kon leren en schitterende tekeningen maakte. Enkele maanden na het Sinterklaasfeest kwam er vrede. Mijn nicht Cootje schreef over de laatste oorlogsjaren en de bevrijding in een brief aan haar vriendinnetje Riekje van dominee Kobus.
Die brief heb ik 20 jaar geleden van Riekje gekregen. Veel kan ik mij niet meer herinneren over de verhuizing terug naar de Duinrand in de zomer van 1945. Het leven voor een kind ging door. Op familiebezoek werd er altijd gesproken over de afgelopen oorlogsjaren. Daar luisterde ik naar en toen ging ik pas begrijpen wat er allemaal voor ergs was gebeurd. Allereerst over de eigen mensen van Rockanje, waar zoveel leed is geleden. En naderhand op school werd er veel verteld over de gruwelijkheden in heel Nederland. En hoe ouder ik werd, hoe meer ik ging begrijpen van wat er in de wereld was gebeurd. Alhoewel begrijpen...

In de jaren na de oorlog speelden wij met alle kinderen uit de buurt in de duinen en in de bunkers. Later ben ik getuige geweest van het afbreken en opruimen van de Beatrixbarakken en het verwijderen van bunkers op het toenmalige Groene Strand.

Vele jaren later in 1987, was ik een dagje met mijn man naar Goes. Wat slenteren door oude straatjes, op zoek naar antiekwinkeltjes. Tot we bij een winkeltje kwamen waar tot mijn verbazing en schrik eenzelfde bloempot in de etalage hing waar ik als 4 -jarig kind, tijdens de evacuatie naar het dorp, zo om had gehuild. Helaas, het winkeltje was gesloten. Enkele weken daarna gingen we terug. Maar de bloempot was weg. Ik was verbaasd over mijn emoties die na zoveel jaren weer boven kwamen. Toch besef ik me ook, dat mijn verhaal niets betekent in vergelijking tot het echte oorlogsleed, wat is geleden bij alle families in Rockanje en waar wij elk jaar op 4 mei op Maria Rust bij stilstaan.

Overgenomen uit Weekblad Westvoorne woensdag 22 april 2020
 

Pagina terug
E A F B G G C D