Rockanje in oorlogstijd

2017 Toespraak Dodenherdenking 2017 op Maria Rust

Archief
2017 Toespraak Dodenherdenking 2017 op Maria Rust


Op de avond van 4 mei 2017 sprak Marjanne Haitsma kort na 20.00 uur de aanwezigen toe, op verzoek van het comité Herdenking ’40-’45 Rockanje. Ze las onder andere voor uit een schriftelijke getuigenis van haar moeder, Jaapje Hoogvliet, die nog niet eerder werd gepubliceerd. Hieronder volgt de tekst van de toespraak.

Mijn moeders verhaal

Mijn naam is Marjanne Haitsma en ik ben de dochter van Jaapje Hoogvliet van de Blindeweg, hier op Rockanje. Jaapje heeft, met haar vader en haar broer, in de oorlog onderdak gegeven aan een Engelse vliegenier en om die reden werden ze alle drie gearresteerd. Mijn oom en opa, Hugo en Jan Hoogvliet, zijn op 21 december 1944 op hun erf gefusilleerd en mijn moeder werd veroordeeld tot gevangenisstraf in Scheveningen, waar ze na drie maanden is vrijgelaten.

Na de oorlog trouwde ze met mijn vader, Jacob Haitsma, predikant van de Gereformeerde Kerk, toen gehuisvest aan de Vleerdamsedijk.

Anderhalf jaar na mijn geboorte, nauwelijks vier jaar na de oorlog, overleed ze. Ook zij ligt hier op Maria Rust begraven.
 
Ik zal voorlezen uit een getuigenis die mijn moeder na de oorlog heeft opgesteld over de arrestatie en de gebeurtenissen daarna. En ik zal deze verbinden met het lot van mensen die zich wereldwijd verzetten tegen onrecht, tot op de dag van vandaag. 

De getuigenis heb ik na de dood van mijn vader, aangetroffen in nagelaten correspondentie. Het document is ongedateerd, maar vermoedelijk uit 1946. Voor wie ze dit heeft geschreven en of het ook naar anderen is gestuurd, weet ik niet. Ik lees er fragmenten uit voor, en gebruik de woorden van mijn moeder:

“Dat mijn broer Huug dikwijls ergens heen ging en veel deed voor de verzetsbeweging had ik allang begrepen. Je kon echter met geen mogelijkheid iets van hem te weten komen, daarvoor was hij te zeer gesloten van karakter, dus voor z’n gevaarlijk werk ten volle geschikt. Hij deed dit werk – ik weet het zeker ‒ met veel liefde voor het Oranjehuis en voor het Vaderland. Je kon, hoorde ik eens iemand zeggen, hem wel een moord toevertrouwen, hij zou je niet verraden. Voor de rest weet ik van zijn ondergronds werk totaal niets af. Hij ging dikwijls nog weg, kwam ’s avonds laat terug, zonder ooit iets daarvan te zeggen.

Alles ging goed, tot ze, in de zomer van 1944, kwamen vragen of we genegen waren een Tommie te herbergen voor een paar nachtjes, want het werd daar waar hij nu zat, te heet onder de voeten. Vader stemde toe en ook Huug was dadelijk bereid. Het ging immers om de overwinning en hoe minder Engelsen de Duitsers nu in handen kregen, hoe liever het hem was. Met gesloten deuren aten en zaten wij. ’s Nachts sliep Frans – zoo heette hij – onder de vloer. We dachten dat hij bij ons in dat stille laantje zo veilig was. Het is helaas anders gebleken.
 
We gingen die nacht slapen als altijd, niet rustig – hoe kan het anders? Want hadden de Duitsers niet pas 6 burgers doodgeschoten? We hadden onze maatregelen wel genomen, doch tegen deze vreselijke terreur kon niemand op. We hoorden bonzen tegen de deur, het was 11 uur. Vader ging naar de deur. Daar waren de moffen waar we het nu zo dikwijls over hadden gehad. Ze wezen naar de zolder en of Hugo Hoogvliet daar was. Hugo kwam. Brood hoefde niet mee, hij moest mee om te ‘arbeiten’. Maar dat geloofden we zo midden in de nacht eenvoudigweg niet. Daarna werd ons huis grondig onderzocht naar wapens, munitie, radio enz. Die vonden ze echter niet. Maar het ergste was: ze vonden Frans, die zo goed was weggestopt. Ze speerden in de muur en haalden de schilderijen er af, kleden van de grond, kasten van hun plaats. Frans probeerde nog over het dak te ontsnappen doch de moffen schoten rakelings langs z’n hoofd, het huis was immers volledig omsingeld! Er waren immers al schoten in de lucht gevuurd, de ortscommandant was toch intussen ook al gehaald? Dus we zaten erin, in de val.

We werden geboeid en weggevoerd, mochten totaal niets meenemen als enkel een klein tasje, dat ik nog vlug met appels vol stopte. We werden in het huis van de ortscommandant gevoerd en daar zagen we in de gang een massa mensen staan die we allen zeer goed kenden, we werden daardoor ontroerd, want we wisten maar al te goed dat dit verraad betekende.

Iemand had Huug z’n naam genoemd in verband met z’n illegale werk en toen meer namen genoemd, van vele anderen. Degene die dit heeft gedaan…”

DEZE ZIN MAAKT MIJN MOEDER NIET AF.

 “De moffen gingen ons nu aan het ondervragen, en om nog meer mensen te sparen, vertelde Huug dat die Tommie zichzelf op een nacht bij hem thuis had gemeld.

De bunker wachtte ons nu. We hebben daar van 1 uur ’s nachts gezeten tot de andere dag half 5. Daarna werden we verhoord en mijn vader en broer werden ter dood veroordeeld. Ik was daar bij tegenwoordig. Maar gelukkig  konden we nog fijn met elkaar spreken over de geestelijke dingen. Ze wisten dat ze naar den hemel gingen, ze waren volkomen bereid.

Onze gebeden die we alle 3 opgezonden hadden om ons voor ´t ergste te bewaren, zijn niet verhoord geworden.”

Tot zover de getuigenis van Jaapje Hoogvliet, mijn moeder.

Op de één of andere manier moet ik altijd denken aan mijn moeder, mijn oom en mijn opa als ik, in het buitenland of in Nederland, mensen leer kennen die hun mond open doen tegen onrecht en onderdrukking en hun hart en huis openstellen voor vervolgden. Wereldwijd moeten velen van hen dat bekopen met gevangenschap of met de dood, of zien zich genoodzaakt te vluchten. Hun verhalen zijn onder ons, en dichterbij dan ooit. 

Op deze 4 mei denk ik ook aan hen. Bijvoorbeeld aan die ene vrouw die gevangen zat, omdat ze lid was van een vakbond in een land dat zuchtte onder tirannie.  

In het gedicht dat ik zo ga voorlezen, zien we eerst de vrouw op het moment dat ze gevangen zit. Daarna, jaren later, als zij vrijgekomen is en de pen oppakt. Omdat ze wil getuigen. Zodat we al de mensen niet vergeten die, tot op de dag van vandaag, het leven moeten laten voor de vrijheid van anderen.

Memoria

legergroen is de deur

op een hardstrooien matras

slikt een vrouw

snippers adressen weg

inkt zal verteren

namen moet ze vergeten

 

over kille tegels

is ze meegevoerd

langs vertrouwde ruggen

ergens riep iemand god aan

die gang

vergeet ze niet  

     ~ 

het land heeft zich vrij verklaard

doden lijken vergeten

 

maar ergens is 

een vrouw

en schrijft

over hen die moesten gaan

ze schrijft

over leven

met de smaak van inkt

in het hart

 

Marjanne Haitsma

Aantekening
Marjanne Haitsma schreef over haar moeder het boekje Jaapje, passages over mijn moeder (2013), uitgave in eigen beheer (uitverkocht). Zie ook: Marjanne Haitsma, ‘Tuindersdochter Jaapje Hoogvliet (1939-1949)’, in: Struinen 28 (2014), nr. 1, pp. 39-43. Het gedicht ‘Memoria’ is ook van haar en komt (met een kleine aanpassing) uit: Marjanne Haitsma, In het hart van de hut. Gedichten. Oosterbeek: Kontrast, 2011. Voor meer informatie: Marjanne Haitsma, tel. 06 1122 3325 of info@contactospaans.nl

E A F B G G C D