T

Trouw Jacob | 1859 - 1913

T
Trouw Jacob | 1859 - 1913
     
    Grafnummer: A5
     
Jacob Trouw * Nieuw Helvoet 13-08-1859 † Rockanje 19-06-1913 | 53
     
Zoon van Arie Trouw* en Kornelia Hadewina Saarloos*.    

Adres bij overlijden: Molendijk 26.
Functies: lid van de gemeenteraad Rockanje (1890).
wethouder der gemeente Rockanje (1893).
president kerkvoogd Ned. Herv. kerk.
lid raad van toezicht Boerenleenbank.
Beroep: korenmolenaar.
   
(1) trouwde op 20-04-1890 te Nieuwenhoorn met:     
Maria Vijfvinkel * Nieuwenhoorn 16-07-1866  † Rotterdam 06-07-1921
     
Dochter van Leendert Vijfvinkel* en Lideweij Spoon*.    
     
Zij kregen 2 kinderen, waarvan er 1 op Maria Rust is begraven:    
Arie Trouw* * Rockanje 03-06-1891  † 's-Gravenhage 03-06-1950
Leendert Trouw * Rockanje 23-11-1893  † Rockanje 08-05-1928
     
Notities:
Grafsteen.
Komt voor in het begraafboek.
* bij naam = niet op Maria Rust begraven.
Meer lezen: Het graf van de familie Trouw op Maria Rust.
Voor namen personen op foto familiebijeenkomst zie blad vrouw Maria Vijfvinkel.
Foto's 1 t/m 12: Uit particuliere collectie.

Algemeen:

In 1887 komt Meertje de Waal met omliggend rietland in bezit van Jacob Trouw. Bij die transactie wordt zijn beroep vermeld: korenmolenaar.
In 1904 koopt hij boerderij Walesteyn met een aantal percelen hooi-, weide- en rietland.
Vijf jaar later wordt hij eigenaar van de korenmolen. Deze molen en nog een aantal percelen grond verwerft hij door een legaat van zijn tante Lidewij, die in 1907 was overleden.

Jacob Trouw wordt in 1890 beëdigd als lid van de gemeenteraad van Rockanje. Drie jaar later wordt hij wethouder en dat blijft hij tot zijn plotselinge dood in 1913.

In 1911 laat hij in Rockanje Villa Maria bouwen (Molendijk 26), genoemd naar zijn vrouw.
 
Vóór 1900 wordt al over de korst- en rotsvorming in Meertje de Waal gepubliceerd. De aandacht die vooral aan het eind van de negentiende eeuw aan Meertje de Waal wordt geschonken en de opkomst van bronbadplaatsen in deze periode is voor Trouw en C. van der Sluys, huisarts te Nieuwenhoorn, aanleiding te doen nagaan of de modder van dit meertje misschien een heilzame werking heeft. In 1903 publiceert dr. E. Sommerfeldt van de Universiteit te Tübingen een eerste analyse van de modder. De analyse toont aan dat de kwaliteit van de modder van Rockanje niet onder doet voor die van buitenlandse modderbadplaatsen. Op grond van de uitkomst van het onderzoek besluit Trouw de modderbron van Meertje de Waal te exploiteren en begint een badinrichting waar men geneeskrachtige modderbaden kan nemen. 

Jacob Trouw bekleedde vele maatschappelijke functies in Rockanje en was een graag gezien man. Zijn plotselinge dood was dan ook een schok voor de bevolking van Rockanje.

Bronnen:

- Familiearchief van mevrouw M. Schalij – van Hoey Smith.
- Graaf, H. van der [1999], Rockanje allerhande. De families Vlielander, Hein en Vlielander Hein in hun relaties met Rockanje. Alphen aan den Rijn:      Canaletto/Repro Holland, pp. 82-83.
- Meer, J.C.F. van der (1997), ‘Badplaatsen op Westelijk Voorne’, in: C. Wind [e.a.] (red.), Westelijk Voorne. Land achter de zee. 2e dr. [Z. pl.: z.u.],            p.138. Publicaties nr. 8.
 
Bericht in de Nieuwe Brielsche Courant van 22 juni 1913:

Jacob Trouw †

ROCKANJE, 19 Juni.

Daar zijn ook in het gemeenteleven van die heel droevige oogenblikken, die een geheele bevolking tot in merg en been kunnen schokken, haar luide doen klagen en haar de tranen in de oogen dringen.

Zulk een moment doorleefde Rockanje den 19den Juni toen daar ongeveer 6 uur namiddags de droeve tijding door het dorp ging: m’nheer Trouw is dood!

Daar waren er, die het niet gelooven konden, die hem ’s morgens nog hadden zien wandelen van z’n keurige villa “Maria” over zijn lachende weiden naar “’t Huys te Walestein” of bij die gelegenheid nog hadden gestaard in dat gebruind nobel gelaat; of zijn altijd vriendelijk woord nog tot hen hadden hooren richten.

Zij konden het niet gelooven, dat die kloeke innemende man plotseling was geveld. Maar al meer en meer werd de droeve tijding bevestigd, en toen klonk als uit één mond de klacht: “hoe vreeselijk voor Mevrouw en de beide zoon’s, dat plotseling scheiden, en wat een onherstelbaar verlies, z’n dood voor onze gemeente!”

Want van af 1876, dat hij uit Nieuw-Helvoet tot ons kwam, eerst bij die goede tante Mevrouw Verhei, en later als zelfstandig persoon, was hij één en al belangstelling voor het lief en leed van Rockanje.

En straks als lid van den gemeenteraad van af 20 Juli 1890 en later als wethouder sedert 5 Sept. 1893, maar ook als President kerkvoogd, en als lid van den Raad van toezicht van den Boerenleenbank, of, als lid van het Kiescollege, als lid van het Tramcomité enz. enz. in al die functies kwam schitterend uit: zijn helder oordeel, zijn groote algemeene kennis, zijn practische zin, zijn oprechtheid, zijn menschlievendheid, in een woord zijn nobel karakter. Geen wonder, dat hij de vraagbaak was van ieder en de hulp en steun van zoo onnoemelijk velen in geldelijke aangelegenheden, vooral toen er nog geen boerenleenbank was. En toen er nog geen Groene Kruis-afdeeling was klopte men altijd maar aan bij de familie Trouw!

We zouden nog kunnen wijzen op zijn zin voor natuurschoon, zoo sterk sprekende uit den verrukkelijken tuin achter de villa. We zouden nog kunnen wijzen op z’n eerbied voor de wetenschap, blijkende uit z’n zorgvuldig in wezen houden van het alles omkorstend meertje “De Waal”; blijkende ook uit de aanwending van de geneeskrachtige modder uit dat meertje ten bate van de menschheid in ’t Huys te Walestein. Maar waar eindigen wij, als wij zouden opsommen al wat hij voor de verheffing van Rockanje heeft gedaan. En daarom, zijn plotselinge dood, hoewel door sommigen verwacht, wijl een worm reeds lang scheen te knagen aan dat kloeke eens zoo krachtige lichaam, zal straks een ontzettende leegte achterlaten, voor vrouw en kinderen in de eerste plaats, maar ook voor de gemeente Rockanje.

Maar gezegend zij hij, en laat dat de familie tot troost zijn, die zoo Jezus boodschap der liefde heeft verstaan, en die boodschap door groote en kleine liefdedaden – vooral ook als teeder echtgenoot en vader – in het menschenleven tot haar recht heeft mogen brengen.
Want waar wij weten, dat er geen dood is, dat sterven is geboorte voor een ander leven, dat het graf niets bevat dan het afgelegde stofkleed en er is een opstanding der ziel uit het stervende lichaam, daar kunnen wij zeggen: “Droogt uw tranen bedroefden. Uw doode is niet dood! Gij zult hem wedervinden in de geestelijke wereld, als ook gij zijt bevrijd van uw aardsche kleed.”

En wat Rockanje betreft. Wij blijven den heer Trouw in dankbaarheid gedenken voor wat hij voor onze gemeente was; en trachten wij hem na te volgen voornamelijk ook hierin, dat hij was een vredestichter, een drager ook van dien heerlijken levenslust, die ook hier weer bleek te zijn echte stervensmoed.

L.G.
 
Bericht in de Nieuwe Brielsche Courant van 29 juni 1913

Begrafenis Jacob Trouw.

ROCKANJE, 23 Juni.

Heden middag tusschen twaalf en een had de teraardebestelling plaats van het stoffelijk overschot van Rockanjes besten vriend, den Heer Jacob Trouw.

Ten ongeveer half een verliet een lange sleep van rijtuigen, waarin familieleden en enkele autoriteiten de villa “Maria” het lijkkleed overdekt met een schat van bloemen, waarmede de overledene in zijn leven steeds zoo hoogelijk ingenomen was en die hij met kwistige hand plantte in huis en hof en kweekte en verzorgde met aandoenlijke teederheid.

Bij het raadhuis sloten zich nog aan de leden van den Raad, de Brielsche Heeren Notaris L. P. van den Blink, L. Rademaker en Mr. L.Trouw, het Hoofd en het manlijk personeel van Rockanjes openbare school en enkele vrienden.

Onder het droevig bom bam, bom bam, ging die lange stoet graafwaarts nageoogd door oud en jong, door velen met tranen in de oogen wijl zij zoo diep beseften, dat met dat grafwaarts gaan van het omhulsel ook voor Rockanje wegviel een wakker medeburger, een trouw vriend.

Behalve de uitgenoodigden stond daar straks aan de groeve ook nog een breede schaar van belangstellenden in gevoelvolle houding terwijl – machtige tegenstelling – de kerkhofrozen – in milden overvloed rond hen bloeiden uit den treure, en boven hen de leeuwerik jubelde van zomerweelde.

Het Edelachtb. Hoofd der gemeente Mr. F. Egter van Wissekerke trad het eerst naar voren en een prachtige bloemkrans leggende op de kist – vertolke ZEAb. zoo hartelijk namens den Raad de gevoelens van diep leedwezen over het plotseling verlies van hem, die čn als lid van den Raad čn als Wethouder aan de gemeente zulke onschatbare diensten had bewezen door zijn groote toewijding met betrekking tot de tramkwestie. Persoonlijk dankte Burgemeester den overledene voor al de vriendschap en goeden raad zoo ruim van hem genoten, daarbij het licht latende vallen op zijn nobel karkakter.

De WelEd. Gestr. heer Notaris L.P. van den Blink, wees op al de bloemenpracht rond de droeve plechtigheid en hoe de overledene ook daarin een groot aandeel had. Hij wees op de Brielsche bladen, die de verdiensten en groote deugden van zijn vriend trouw zoo naar waarheid hadden blootgelegd en dankende voor de hartelijke toegenegenheid steeds van hem ondervonden riep hij hem toe: “Uw goede werken leven in gezegend aandenken bij ons voort. Trouw zal ons hart U bewaren.

De heer Kolpa legde namens Hoofd en Personeel een krans frissche bloemen neer op het lijk van hem, die steeds zoo gaarne bloemen strooide op het pad van onderwijzers en onderwijzeressen, liefde wevende in hun lot, waarvoor hij hem zoo innig dankte.

De heer Goudswaard een bloemkrans, namens de familie aanbiedende uit den verrukkelijken bloemtuin van ’t Huys te Walestein, door den overledene met zoo veel smaak aangelegd, wees op de namen Trouw en Rockanje als behoorende tot die gezegende namen, die in eenen adem uitgesproken, zoveel goed, zooveel intiem geluk verkondigen, de een den ander bereid. Hij profeteerde, dat het lief verbond tusschen een evenbeminden voorzaat van den overledene en Rockanje eens gesloten ten zegen van beiden door den zoon van den thans geliefden doode in eere zou worden gehouden enz. enz.

De heer Bijlaard bood een prachtigen bloemkrans als blijk van vriendschap en waardeering van den overledene.

De oudsten zoon van den huize Trouw namens de familie ook het graf van den onvergetelijken besten vader met geurige bloemen tooiende, dankte ten slotte diep bewogen, vrienden en belangstellenden voor de eer den overledene bewezen.

Wij vernamen nog dat Ds. H.J. Witkop aan het sterfhuis weduwe en familie treffende woorden van troost had toegesproken.

Wij eindigen met een toepasselijk versje uit Geest en Leven, ’t mooie spiritualistische tijdschrift.

Zij sluimren niet in ’t graf zoo vuns en kil,
Die we onze dooden noemen en beweenen,
Wat op de baar gaat plechtig grafwaarts henen
Is niet de mensch, maar slechts zijn aardsche schil
Die grove ziel was voor de ziel een kluis
En voor het aardsch bestaan haar werktuig tevens,
En ’t sterven brak den band met ’t wrakke huis
Dan leeft de mensch in hooger, reiner leven
Van wat op aard nog zorgen baarde ontheven
Was hier ’t bestaan door liefde en reinheid schoon
Maar was het leven onrein, laag en zinlijk
Vol koude zelfzucht, trotsch en onbeminlijk
Dan wacht geen vreugd nog in den nieuwen woon.

L.G.

Pagina terug
E A F B G G C D