T

Trouw Lidewij | 1820 - 1907

T
Trouw Lidewij | 1820 - 1907
     
    Grafnummer: A5
     
Lidewij Trouw * Rockanje 12-05-1820 † Rockanje 08-08-1907 | 87
     
Dochter van Jacob Trouw en Hester Spoon.    

Adres bij overlijden:  huis A32
   
Trouwde op 21-05-1857 te Rockanje met:     
Cornelis Verheij * Brielle 20-04-1821  † Rockanje 08-10-1875
     
Zoon van Bastiaan Jacob Verheij* en Clara Magdalena van der Minne*.    
     
Zij kregen geen kinderen.    
     
Notities:
Grafsteen.
Komt voor in het begraafboek met alleen de datum van overlijden.
* bij naam = niet op Maria Rust begraven.
Meer lezen: Het graf van de familie Trouw op Maria Rust.
Foto 1 en 2: uit particuliere collectie.


Bericht in de Nieuwe Brielsche Courant van 11augustus 1907, tweede blad, p.3:
 
ROCKANJE, 9 augustus.

De klok van scheiden luidde deze week vrij druk over ons dal, om ons opnieuw er aan te herinneren

"Daar is een tijd van komen
"Daar is een tijd van gaan !
"O strengel niet te vast
"De handen saam en harten !”

Bij twee sterfgevallen wenschen wij even stil te staan. Mevrouw de Wed. J.H.L. TERWOGT-Haverkamp, die Donderdagmorgen bij storm en regenvlagen grafwaarts gedragen werd, was door haar jaarlijksche zomerbezoek aan onze gemeente voor Rockanje geen vreemdeling meer, was ons langzamerhand een goede oude bekende geworden.
Als door de verschijning van den zomer het vreemdelingenbezoek aan onze gemeente begon, dan zagen wij, Rockanjers, al uit, of wij ze nog niet zagen wandelen, die vriendelijke, oude dame uit Utrecht; zoo levenslustig en flink nog ondanks haar hoogen leeftijd; die zooveel belang stelde in ons natuurschoon,  ons lief en leed, en alles ook wat den vooruitgang onzer gemeente betrof; en die – niettegenstaande hare voortdurende opgewektheid – naar aanleiding van een mooie preek, of een nieuw werk – bij voorkeur van Corelli of andere litteratuur, zoo ernstig de geestelijke zijde van ons leven kon bekijken,  de troostvolle toekomst van ons hierzijn bespreken, en van de onsterflijkheid zoo vast overtuigd scheen, dat, niettegenstaande zij in den laatsten tijd wist, dat de dood als ’t ware naast haar wandelde, zij van vreeze nog beven blijk gaf, altijd opgewekt bleef, vol plannen en goede daden... tot de vriendelijke Engel haar in de vroegte plotseling de oogen sloot.  
En in haar lang leven had zij gegaard geestelijke schatten, zoodat, toen de doodskou haar de leden deed verstijven, haar ziel niet onverzorgd daar in schemer behoefde achter te blijven en de predikant aan haar eigen kostelijke aanteekeningen over leven en sterven de stof kon ontleenen om haar uitvaart, niettegenstaande storm en regenvlagen te maken tot een zoo treffende plechtigheid, als nooit te voren bijwoonden. Wij blijven haar in vriendschap gedenken de wakkere banierdraagster van het hoogere, en gunnen haar zoo gaarne het nieuwe leven, dat voor één, die zoo gelooft en zoo blijmoedig en goed was, wel benijdenswaardig moet zijn.

De tweede voor onze gemeente onvergetelijke overledene was de echtgenoote van wijlen den heer C. VERHEIJ, Burgemeester van Nieuwenhoorn, Mevr. de Wed. C. VERHEIJ, geboren L. TROUW, geestelijk krank ruim 7 jaren en door den heer en mevr. Trouw al dien langen tijd met voorbeeldige liefde verpleegd.

Was de overledene alzoo jaren zich onbewust van wat er rond haar geschiedde, wij herinneren ons betere tijden; een periode van meer dan twintig  jaren, dat haar goed hart vriendelijk, straalde en lichtjes rond zich verspreidde van gezelligheid en vree; dat daardoor haar gastvrije woning en prachtigen tuin het altijd aantrekkelijk centrum in deze gemeente was voor tal van predikanten, onderwijzers, voor al wat behoefte had, nu en dan eens af te schudden den gewonen sleurgang, en, hoe mevr. VERHEIJ dan altijd  was de vriendelijke, attentievolle, onvergetelijke gastvrouw, bloemen immer strooiende op ons vaak doornig pad, liefde wevende in het vaak harde lot. En behoeftigen en lijdenden uit dorp en duinen, die aanklopten aan haar goed hart, zij klopten aan geen doovemansdeur. Hoe menige doodelijk kranke heeft haar geurig,  fijn ooft niet gelaafd, als de koortsgloed het geheele organisme als in vlam zettte. En al wat er in onze omgeving op het getouw werd gezet, van kinderfeesten, volksfeesten, liefdadige instellingen,  vereenigingen voor volksverlichting en volksbeschaving mevr. VERHEIJ stond altijd met de mooiste gift boven aan de lijst, en wat zij gaf, zij gaf het met heel haar nobel hart. En waar geven geen behoefte was, slechts leenen, tot aankoop van huis of tuingrond of vee ook hielp zij en zoo kiesch. Zoo toonde zij zich jaren lang aan onze gemeente een TROUW en VERHEIJ te zamen, twee namen, die de edelste karaktertrekken in het Brielsche land in 't geheugen roepen.

Ook mevr. VERHEIJ, de jarenlange weldoenster dezer gemeente, de gastvrije voor vriend en vreemdeling blijft alzoo Rockanje en menigeen daarbuiten in liefde gedenken. Haar vooral – na dat jarenlang geestelijk lijden – wordt zoo met heel ons hart het nieuwe leven gegund, eindelijk ontdaan van de knellende kluisters dier geestelijke krankheid, met dankbare erkentelijkheid voor wat  ze hier voor ons was, en zoo van ganscher harte. Gelukkig, dat de dood geen  vernietiging is, zelfs geen onbewuste rust, maar een nieuwe geboorte.

,,Men heeft gezegd: een droom is ’t menschenleven,
En dood is slaap, een onbewuste rust

Maar ’t stralend licht van groeiend geestelijk streven
Wordt in den nacht van ’t eeuwig... niet gebluscht.

Godlof! ons deel is hooger, beter weten,
Ons is het leven; arbeid, plicht en strijd;

En is het werktuig van den geest versleten,
Dan weten wij, waarheen de doodsweg leidt.

Door donkre poorten zien ontsterflijke oogen
De zomer landen van een beter sfeer,
Waar-aan de stof en ’t stoff’lijk kwaad onttogen,
De geest betreedt de woning van zijn Heer.
 
Toekomstig Leven, dankbre harten groeten
U als het oord, waar alle smarten vliên,

Waar we onze dooden blijde weer ontmoeten,
En ’t stralend licht van ’t Godd’lijk aanzicht Zien.:”

     R. C.

Pagina terug
E A F B G G C D